Op 25 november 1949 ging de wens in vervulling van de hervormde wijkgemeente F (Hilversum zuid/west) met de opening van een eigen tijdelijk godshuis aan de Frederik van Eedenlaan. Tot die tijd waren de hervormden uit dat deel van Hilversum te gast geweest in de gereformeerde Westerkerk aan dezelfde laan. Het was evenwel een tussenstation naar een nieuw te realiseren kerkgebouw. Tijdens de oorlog had de hervormde gemeente al een perceel aangekocht waar de kerk zou moeten verrijzen. Over het proces van de bouw en architect Zuiderhoek gaat dit artikel.

Aankoop van grond
Op 6 september 1943 kocht de hervormde gemeente het perceel heidegrond van 35 aren en 55 centiaren op de hoek van de verlengde Diependaalselaan en de Oude Loosdrechtseweg voor ƒ 17.775.
Op 18 januari 1935 had de gemeente Hilversum al besloten om de grond aan te bieden voor de bouw van een kerk. Het besluit van aankoop was door de kerk genomen op 26 juni 1942.
Het perceel zou uitsluitend dienen voor de bouw van een kerkgebouw en een kosterswoning. Het gevolg was dat het laatste stukje van de Oude Loosdrechtseweg dat zou uitkomen op de Loosdrechtseweg niet aangelegd kon worden.
Het doel was een enigszins monumentale kerk, waarvan de bouw vóór 22 juli 1946 gestart moest zijn. De Duitse bezetter gooide echter roet in het eten door in 1942 een bouwstop op te leggen.
Kort na de oorlog kon ook geen toestemming voor de bouw worden gegeven door het departement van Wederopbouw vanwege de schaarste aan en de kosten van materiaal en menskracht. Het herstel van de oorlogsschade en het bouwen van woningen had logischerwijze prioriteit.

Van uitstel kwam geen afstel
Het was echter niet zo dat de bouw van een nieuwe kerk in de vergetelheid raakte. Begin jaren ‘50 boog de gemeente zich over het ontwerpen van een uitbreidingsplan voor het grondgebied aan de zuidwestkant van Hilversum. Zij zocht naar een goed wegenverloop en de mogelijkheid woningen in meerdere lagen te bouwen. Daarbij moest rekening gehouden worden met de tien jaar eerder verkochte plek voor de kerk. Het aan te leggen deel van de weg tussen de Oude Loosdrechtsweg en de Loosdrechtseweg wilden B en W ook Oude Loosdrechtseweg noemen omdat het feitelijk een omlegging was van de oude zandweg en zo de bestaande naam gehandhaafd bleef. B en W lieten in 1951 het laatste stukje van de verbinding met Loosdrecht, de Oude Loosdrechtseweg, bij de kerk vallen, omdat door
huizenbouw deze weg als zandweg zou verdwijnen.
Er ontstond een discussie over de bouw van nieuwe woningen dichtbij de kerk. Een blok simpele woningen naast de kerk was allerminst fraai. Een mogelijkheid om de bouw vlakbij de kerk en daarmee de bar ongelukkige situatie te ontlopen, was dat de kerk de grond zelf zou kopen. Het moest het dan wel waard zijn om woningen op te offeren. Bovendien zou de kerk dan een door de gemeente gepland plantsoen moeten aanleggen en onderhouden. Ruilen van grond was misschien ook nog mogelijk om te voorkomen dat de kerk naast weinig sprekende bouwblokken kwam te staan. Het voordeel was dat door ruiling de kerk niet zo boven op de waterzuiveringsinstallatie [zou] zitten “koekeloeren”. De waterzuiveringsinstallatie West lag ten zuidwesten van het kerkperceel op de andere hoek van de
Diependaalselaan en de Loosdrechtseweg.
De kerkenraad zou de wensen en eisen voor de nieuwe kerk opstellen, zodat een architect opdracht gegeven kon worden. De huur van de tijdelijke Bethlehemkerk aan de Frederik van Eedenlaan was per
31 december 1958 opgezegd en op 1 januari 1959 zou de nieuwe kerk in gebruik genomen moeten zijn. Het was maar goed dat de kerk nog enige jaren respijt kon krijgen, want er was nog geen zicht op de start van de bouw. De kerkvoogden beseften dat langer van de noodkerk gebruik gemaakt moeste worden dan de bedoeling was.

Zicht op de toekomst
Het Bethlehemkerk Bouw Bulletin meldde op 1 oktober 1958 met grote letters dat er een nieuwe kerk gebouwd mocht gaan worden. Maar met het verheugende nieuws kwam meteen ook een oproep. De Centrale Kerkvoogdij
heeft voor de bouw van de nieuwe kerk met daarbij een wijkcentrum – waaraan in onze wijk vooral een grote behoefte was – een bepaald bedrag beschikbaar gesteld. Alleen al de bouw van de kerk zou een groot gedeelte van dat bedrag opslokken. Dus voor de financiering van de inrichting moest iets anders verzonnen worden. Daarom werden de gemeenteleden opgeroepen mee te doen aan de Grote bouwsteenactie voor de inrichting van de Bethlehemkerk.4 In het tweede nummer van het bouwbulletin van januari 1959 kon men melden dat binnen enkele maanden al ƒ 3.000 was gedoneerd. De bouwcommissie, met als voorzitter J.C. de Vries, ontving in december 1959 een voorlopige, niet openbare, begroting van architect David Zuiderhoek. Het is niet bekend wanneer precies deze architect werd gekozen. Zuiderhoek was geen onbekende in de gereformeerde kerkbouw.
Hij vertelde goede ervaringen te hebben met het vroeg in het proces kiezen van de aannemer zodat daarmee de begroting door gemeenschappelijk overleg zou kunnen worden opgesteld. De offerte kwam op ƒ 374.700 exclusief onder meer orgel, meubels, tuin, kleine zaal, centrale verwarming, zonwering, luidklok, bliksembeveiliging en het honorarium van de architect. Uiteindelijk werd het werk aangenomen voor ƒ 532.768.

Haastige spoed
Begin 1961 bleek dat de kerk op eigen gezag voorbereidingen had getroffen zonder architect Zuiderhoek daarbij te betrekken. Daar was deze zeer ontstemd over. In een brief van 23 januari bood de kerkenraad haar
excuses aan voor haar voortvarendheid en onwetendheid. Maar zij hadden zo graag in 1960 nog met de bouw willen beginnen. Zuiderhoek antwoordde daarop in een brief van 2 februari 1961,6 dat hij niet zozeer verontwaardiging voelde als wel een paniekachtige bezorgdheid over de gang van zaken. Blijkbaar had de kerkenraad de hen wellicht bekende aannemer Pellikaan geschikt geacht en direct een prijsopgave gevraagd zonder dat ook bij andere bedrijven te doen. De kerkenraad had de aannemer wel gevraagd geen invloed uit te oefenen wanneer later toch meerdere bedrijven zouden worden aangezocht. Maar, stelde Zuiderhoek, dat had geen waarde, want de manier waarop aannemers invloed op elkaar uitoefenen, is voor buitenstaanders volkomen onnaspeurbaar. Daarom moeten bij het vragen van één prijsopgave zowel opdrachtgever als architect instemmen.
Maar het was niet alleen dat de kerkenraad besliste dat Pellikaan, in 1947 opgericht door voetballer en bouwondernemer Henk Pellikaan (1910-1999) in Tilburg, de opdracht kreeg, maar en dat is nog veel schrikaanjagender,
dat de kerkenraad ook aan de aannemer vertelde hoeveel het verschil was met de begroting van de architect.

Uit de aantekeningen in de kantlijn van de brief van Zuiderhoek kunnen we opmaken dat de kerk ontkende het verschil in prijsopgave te hebben genoemd en van wie de berekening was gekomen: Dwaasheid. Is niet in
werkelijkheid gebeurd. Hebben we het niet over gehad. Ontstemd of verontwaardigd was Zuiderhoek niet, maar de uitvoeringskansen werden daardoor kleiner. Ontstemming en boosheid is mij allerminst vreemd, misschien
lijd ik er schandalig veel aan, maar bij een kerkbouw moet dat eigenlijk niet optreden. Kerkbestuur en architect moeten daarbij zeer dicht bijeen blijven naar mijn mening om een haast onhaalbare zaak, tóch te klaren. Ook het
vertrouwen wederzijds moet dermate ongerept blijven, dat het maximum der mogelijkheden wordt bereikt. Lariekoek staat in de kantlijn, want dat laatste vond de kerkenraad een afschuiven van de verantwoordelijkheid over de haalbaarheid van de uitvoering.

Het kwam goed
Op 13 maart 19617 schreef Zuiderhoek dat hij samen met Pellikaan de oorspronkelijk begrote aanneemsom van ƒ 532.768 fors had weten terug te brengen tot ƒ 432.268. Dat kwam omdat de aannemer in zijn eerdere
prijsopgave van verkeerde hoeveelheden voor de materialen was uitgegaan. En, hoe vreemd ook, de aannemer was steeds opgetogen als er weer een paar duizend gulden werd verdiend. Nu er bespaard was, stelde Zuiderhoek voor geen cementvloer in de kerk te leggen, maar een mooie vloer van breuksteen van kwartsiet. Ook de plafondafwerking onder het orgelbalkon wilde hij graag bekleden met hout. Een ervaring met een zojuist
gereedgekomen huis heeft mij geleerd dat het materiaal neostuc ons voor verontrustende verrassingen kan plaatsen. Juist onder de dreunende orgelgalerij kwam mij dit nu zeer riskant voor. Zuiderhoek stelde ook voor om het
plan voor de toren te wijzigen om een 'echotunnel' te maken. Van dit laatste werd afgezien, maar de kerk wilde wel een zwaardere en hogere toren, die de omgeving meer zou domineren.
Zuiderhoek vond zijn aangepaste ontwerp beter en makkelijker te construeren.
De toren kon ook beter worden beklommen door een met de vlag gewapende koster. De meerkosten bedroegen ƒ 4.000.
Zuiderhoek adviseerde, na deze prijsexercitie, Pellikaan de opdracht voor de bouw te geven, want een ander zou het niet goedkoper kunnen. De kerk kon het niet nalaten in de kantlijn te noteren: ons systeem [direct een prijsopgave bij een aannemer opvragen] blijkt dan toch nog niet zo gek te zijn!
Op 23 maart 1961 vroeg Zuiderhoek aan de Centrale Directie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid in Den Haag Rijksgoedkeuring voor de bouw van de kerk voor ƒ 436.000. De kosten voor de centrale verwarming
waren nog niet rond, maar werden geraamd op ƒ 30.000.8 Pellikaan kreeg op 27 maart 1961 de gunning voor de bouw van de kerk met vrijstaande klokkentoren, vergaderlokalen, kosterswoning, jeugdhonk en verdere bijkomende werkzaamheden voor ƒ 436.403.

De toren en stedenbouwkundige perikelen
In 1957 en 1958 werkte de gemeente aan een plan tot partiële herziening van het uitbreidingsplan Zuid voor het grootste gedeelte van het gebied tussen de Kolhornseweg en Loosdrechtseweg, Gijsbrecht en Bosdrift.
Daarin was de zuidwesthoek met de plek voor de kerk nog niet helemaal uitgewerkt, omdat het tracé van de hoofdwegen niet vastlag.10 Kort daarna werd dit plan omgewerkt tot het plan Loosdrechtseweg. Als bebouwing wilde men etagewoningen, maisonnettes en hoogbouw tot maximaal zes lagen als afsluiting van de forse bebouwing langs de Loosdrechtseweg en de Diependaalselaan. De Loosdrechtseweg werd verbreed en van parallelwegen voorzien. Ter vereenvoudiging van het kruispunt Loosdrechtseweg-Diependaalselaan is de Oude Loosdrechtseweg vóór dit punt door de Melis Stokelaan verbonden met de Diependaalselaan. Het uitbreidingsplan van Dudok uit 1933 schetste in deze wijk fraaie, homogene en ruime woonbebouwing. Maar de omstandigheden waren een kleine dertig jaar later veranderd: er waren grotere en kleinere sociaal-maatschappelijke centra nodig, kleinere woningen en flats op kleinere percelen.

De kerk kwam in de knel door de omringende hoge gebouwen en het verloop van de wegen in die hoek. De oplossing werd gezocht in een goede situering van de kerk en de kerktoren en het ontwerpen van een kerk met sterke horizontale lijnen zodat deze toch een sterk en zichtbaar element zou zijn in de wijk. Op 20 maart 1961 stelde de gemeente een grondruil voor. Daarbij suggereerde de gemeente de toren te verplaatsen en te verhogen om de dominante positie ten opzichte van de flats te behouden. Na wijziging van de torenvorm was dit 24 meter hoge bouwsel niet te onderschatten als dominant in deze straat-aspecten. Zuiderhoek handhaafde wel de plaats van de toren met een kleine wijziging om met de fundering het gemeenteriool niet in de weg te zitten. De opvallende zeskantige toren was inmiddels met de kerk verbonden door een tussenbouw, in plaats van de oorspronkelijke pergola.

Eindelijk zicht op de bouw
Voor de uitvoering stelde Zuiderhoek voor dat twee leden van het College van de centrale kerkvoogdij plaats zouden nemen in de bouwcommissie om de besluitvorming snel en effectief te laten verlopen. Hierdoor hoefde
men niet te wachten op toestemming van het College voordat de bouwcommissie bindende besluiten kon nemen. De architect stuurde ook een rekening voor zijn honorarium voor de voorbereidingen van ƒ 33.798,36.
Het College delegeerde onder geen omstandigheid het nemen van bindende besluiten en antwoordde op 31 mei 1961 dat ze het een vreemd verzoek vonden.
De bouwcommissie zou de afwerking, materialen, kleuren en de bouw van het orgel op zich nemen, en moest voor de bouw van het orgel overleggen met de orgelcommissie van de Nederlands Hervormde kerk in Den Haag.
Het College hoopte op een goede samenwerking en dat er van stagnatie van de bouw geen sprake zou zijn. De bouw moest nu toch echt beginnen.

Bouwvergaderingen
De eerste bouwvergadering vond plaats met bouwcommissie, architect en aannemer op 4 oktober 1961. Van het architectenbureau waren D. Zuiderhoek, diens plaatsvervanger L. C. Hoekveld en opzichter W. Kaspers aanwezig, verder aannemer J. Pellikaan en op één na alle leden van de bouwcommissie. Tijdens deze bouwvergadering werd besloten de toren verder uit te werken, de ingang te wijzigen en de kerkvloer in natuursteen uit te voeren. De filmcabine verviel en de koffiekamer werd vergroot. Het voorstel om als afscheidingen tussen verschillende ruimtes te kiezen voor moderne vouwwanden die stevig waren en makkelijk in het gebruik, werd niet overgenomen. Een douche voor de predikant werd wel toegevoegd.
Tijdens de vergadering van 14 maart 1962 besloot men voor het te kiezen klokkenspel contact op te nemen met de omliggende kerken en de nog te bouwen rooms-katholieke kerk (De Waaier in Kerkelanden) om de klokken
te kunnen laten harmoniëren met de klokken in de omgeving. Adviseur Leen ’t Hart stelde de klokken ais, c en d voor. De eerste klok kreeg de inscriptie In den beginne was het Woord, de tweede Het Woord was bij God, de derde Het Woord was God.
Op 16 juli 1962 werd geconstateerd dat het silhouet van de kerk zich steeds meer ging aftekenen en de uitgestrektheid van het lage gedeelte was te zien. Een grote verandering was dat de houten buitenkozijnen werden vervangen door betonnen kozijnen.

Plafond
Het plafond was onderwerp van een felle discussie. Het ontworpen (geplande) plafond moest worden gewijzigd vanwege akoestische- en onderhoudsbezwaren. Het voorziene Nefacet platen materiaal (houtwolcementplaten) zou de helderheid van het orgelgeluid en de zang dempen, tot ongenoegen van de orgeladviseur, maar wel een zo groot mogelijke stilte en verstaanbaarheid van de predikant bereiken. Door uitzetting en inkrimping van de platen door temperatuurverschillen en de trillingen van het verkeer zouden echter kleine hoeveelheden van het bindmiddel (cement), een scherpe stof, loslaten, die krassen zouden veroorzaken.
Onbegrijpelijk dat hij daar nu [pas] mee komt, werd er in de kantlijn van het verslag van de vergadering van de bouwcommissie aangetekend. Men koos voor het duurzamere stucwerk op gaas, tegen het loslaten van stuc.
Vervolgens kwam het voorstel om het plafond te betimmeren met Red Cedar schrootjes (Merbau, een sterke Zuidoost-Aziatische houtsoort). Dit zou akoestisch en onderhoudstechnisch beter zijn. Bij de bouwcommissie
leefde een vurig verlangen naar een fraaie luidvorm waarmede de belangrijkste kerk Zondags de gemeente oproept. Ook uit de ervaring van de kerkbouw in Veenendaal heb ik geleerd, dat een meertonig luiden met meer
dan één klok bepaald boeiender is. Zowel de bouwcommissie als de directie hebben echter begrepen, dat het beste de vijand zou kunnen worden van het goede. Het probleem kan worden opgelost door de beide toe te voegen klokken te schenken door de deelnemers aan de bouwcommissie. De kerk van Zuiderhoek in Veenendaal was de gereformeerde Petrakerk uit 1959. In de kantlijn werd fijntjes geleuter! opgemerkt. Met de schenkers werden vast de architect en de uitvoerende bedrijven bedoeld.

Rijkssubsidie
Op 18 augustus 1964 schreef Zuiderhoek aan Cramer dat hij een premieaanvraag bij het ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid had gedaan voor de bouwsom van ƒ 548.746,49. Alleen de kerk kwam voor premie in aanmerking. De kosterswoning dus niet. Om subsidie voor de twee jeugdhonken (een voor 8-12- en een voor 12-16-jarigen) te krijgen werden deze jeugdkapel genoemd. Deze jeugdhonken waren opgenomen zodat alle gezinsleden tegelijk naar de kerk konden komen en als gezin weer terug naar huis konden. De kerkzaal had 591 zitplaatsen, de galerij 80, de grote jeugdkapel 433 en de kleine jeugdkapel 103. Op 14 maart 1968 zegde het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening op grond van de Wet Premie Kerkenbouw en het Besluit Premie Kerkenbouw een premie toe van ƒ 175.616.

Opening na 20 jaar
De opening was op 5 oktober 1963 om 15.00 uur. De volgende dag, zondag 6 oktober, waren de eerste feestelijke diensten; een om 10.30 en een om 19.00 uur. Arie A. Nouwens was de eerste koster van 1963 tot 1990.
Hij volgde J. van Amstel op die eerder in het openingsjaar 65 was geworden, maar had verzocht aan te mogen blijven, totdat de nieuwe Bethlehemkerk gereed was. Dat verzoek werd dus gehonoreerd. 

Het kerkgebouw
De Bethlehemkerk is in strakke lijnen in prachtige handvormsteen opgetrokken. De typische vorm van de kerkzaal, een zeshoek met korte kanten aan de zijde van de aandachtswand achter het liturgisch centrum en de
ingang, doet denken aan gevouwen handen die God beschermend om de gemeente heen slaat. Ook de toren heeft die vorm. Op de eerste steen, ingemetseld in het liturgisch centrum, staat het vervolg van wat er op de
drie klokken in de klokkentoren staat: Het Woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond. Ruime gangen omgeven het middenschip, waar plaats is voor 600 mensen en op hoogtijdagen kan het dubbele aantal
worden ontvangen.
De muurschildering is gemaakt door de dochter van Zuiderhoek, Hanneke. De schildering doet de wand wijken, zodat evenwicht ontstaat met het open uitzicht aan de straatzijde. Ook de betonvensters met gekleurd
glas zijn ontworpen door Hanneke Zuiderhoek. Op verschillende momenten van op de vloer. Het gebouw heeft nevenruimten zodat er veel gebruiksmogelijkheden
zijn. Een pergola verbindt de toren met de kerk.
De kerk paste goed in de visie op de kerkbouw in die periode en de architectuur van Zuiderhoek. De blokvormen met (semi)vrijstaande klokkentoren vormde de basisvorm voor veel kerken in de Wederopbouwperiode.
De kerkbesturen dachten na over flexibiliteit en medebestemmingen van hun gebouw. Daarom heeft de Bethlehemkerk nevenruimten, zoals de jeugdhonken en sluiten lagere ruimtes aan op de centrale kerkzaal. Deze
'aangeschoven' lage gangruimtes hebben glasgevels, zodat de kerkzaal laag licht krijgt van de zijkanten. Deze ruimtes zorgen ook voor lichte open wandelgangen langs de kerkzaal en de mogelijkheid om meer zitplaatsen
toe te voegen. De verticale houten lamellen die goed zichtbaar zijn aan de buitenkant filteren het licht en schermen het interieur en de mensen binnen wat af van inkijk. Helaas vond de kerk bij de bouw moderne vouwwanden te duur, maar sinds de herinrichting in 2015 zijn de zijruimtes gescheiden van de kerkzaal met glazen wanden.
In november 1958 was een bedrag voor meubilering en stoffering van ƒ 40.000 gereserveerd. Dit betekende de keuze van bescheiden meubilair. De doelstelling was om zo veel mogelijk te laten leveren en uitvoeren door Hilversumse bedrijven uit de geloofsgemeenschap.
De stoffering werd geleverd door het Hilversumse woninginrichtingsbedrijf 'De Haardstee' gevestigd aan de Kerkstaat 76.Tevens leverden ze 220 stoelen, 90 armstoelen, 28 tafels en meubilair voor de predikantskamer.
Wie binnenkomt via de hoofdingang, passeert eerst de hal met het lage plafond onder het orgelbalkon. Door de deuren tussen de hal en de kerkzaal gekomen, wordt men verrast door de ruimte en hoogte van de kerkzaal met het inmiddels witgeschilderde latjesplafond. Het geheel ademt de architectuur van Zuiderhoek. Het verhoogde liturgisch centrum heeft de aandachtswand met groot kruis in glad metselwerk tussen het metselpatroon. Dit decoratieve metselpatroon heeft ook een akoestische functie.
De firma Bijenhof uit Vorden leverde de twee psalmborden en de banken van mahoniehout, die de grootste kostenpost vormden en ƒ 22.113 kostten. Ze zijn in 2015 vervangen door stoelen. Zuiderhoek ontwierp zelf de marmeren avondmaaltafel met de bijbehorende banken, de zetel van de predikant in de kansel en het doopvont met deksel. Het doopvontdeksel met duif werd gemaakt door edelsmid Bert ten Brink uit de Kapelstraat.18
Zuiderhoek bouwde verschillende kerken. Hij vertelde in 1963 dat hij geen bezwaar had tegen modern bouwen, maar wel tegen experimenten bij de bouw van bedehuizen. Als met dit laatste zou worden doorgegaan, zou in
een volgend tijdvak onze kerken niet langer meer als voorbeeld van bouwkunst gelden, maar veeleer bedrijfsgebouwen en fabrieken.

Ontwikkeling gemeente na de opening
In april 1982 kwamen de leden van de gereformeerde Westerkerk aan de Frederik van Eedenlaan bij de Bethlehemkerk. Zij verlieten in eerste instantie hun kerk, omdat er een breuk in het dak zat. De Bethlehemkerk werd
een Samen-op-Weg gemeente en is tegenwoordig een PKN-gemeente.
De Westerkerk is nu in gebruik bij de Gereformeerde Gemeente.
In september 2022 werd de wijk van de Bethlehemkerk uitgebreid. Met de Gereformeerde Kerk van Loosdrecht vormen ze nu één gemeente binnen de Protestantse Gemeente Hilversum.
Sinds 1 januari van 2024 zijn gemeenten rond de Bethlehemkerk, de Morgenster en de Regenboog samengegaan. Het integratieproces is in volle gang. Zij zullen gezamenlijk als één geloofsgemeenschap verder
optrekken. Daarnaast sluit ook de Graankorrel uit ’s-Graveland zich bij deze geloofsgemeenschap aan. Het is onwaarschijnlijk dat alle kerken open zullen blijven.

 David Zuiderhoek, en wat voor een architect!!!
Zuiderhoek (1911-1993) had een eigen architectenbureau in Baarn. Van 1945 tot 1955 was hij stadsarchitect van Amersfoort.23 Gemeentearchitect Dudok was betrokken bij de beoordeling van het werk van Zuiderhoek
tijdens de procedure om Zuiderhoek aan te stellen als adjunct-directeur van Gemeentewerken van Amersfoort. Dudok roemde zijn (teken)werk en werklust, ondanks constructieve onjuistheden en gebrek aan stijlvastheid,
en vond hem zeer capabel. Dudok voorzag ook dat Zuiderhoek op modern gebied zijn sporen zou verdienen.
Zuiderhoek was niet onbekend in het Hilversumse. Werkend aan de kerk zal hij relaties hebben opgedaan en uitgebouwd. De ontwikkeling van de hofjeswijk Kerkelanden op een steenworp afstand van de Bethlehemkerk was
in volle gang. De volgende opdrachten in Hilversum betroffen dan ook woningen in Kerkelanden. Hij ontwierp 198 drive-inwoningen aan de Kloosterlaan in 1970 en 20 bejaardenwoningen aan de Kloosterlaan in 1971-1972.
De drive-in eengezinswoning met tuin is een nieuwe woonvorm die begin jaren zeventig aan een opmars begon. Op de begane grond liggen de ingang, de garage en vaak een extra kamer. De woonkamer en keuken zijn
verplaatst naar de verdieping, de slaapkamers naar de bovenste laag. De overloop ligt tussen de keuken aan de voorzijde en de woonkamer aan de achterkant. De woningen hebben een plat dak. Elk blokje heeft een aantal
woningen met overeenkomstige (gevel)indeling en doorlopende borstweringen. Lage bloembakken scheiden de voorplaatsen van elkaar. De vijf maal vier geschakelde eenlaagse bungalowachtige bejaardenwoningen
liggen op een terrein tussen de drive-inwoningen.

Vanaf eind jaren ‘50 werd in Goois verband nagedacht over het bouwen van woningen op de Hilversumse Meent. Tien jaar later werd gewerkt aan een plan voor deze Bloemkoolwijk.24 Daar kreeg Zuiderhoek met Gerard van
der Veen, met wie hij inmiddels geassocieerd was, de kans om 360 eengezinswoningen te bouwen aan de Bijenmeent en Krekelmeent in 1974-1976.
De woningen in de rijtjes verspringen van elkaar. Het beeld wordt bepaald door de ver doorlopende daken tot over de bergingen.
Tenslotte ontwierp bureau Zuiderhoek nog twee appartementengebouwen in Hilversum: het gebouw met 24 appartementen, ’s-Gravesteyn, aan de Steijnlaan 2 in 1976 en het gebouw met 36 appartementen aan de Van der
Lindenlaan 1-71 in 1982.

 

Auteurs:
Annette Koenders en Wim Dral

Dit artikel verscheen in Albertus Perk van voorjaar 2024.

Download hier het hele artikel met bijbehorende tekeningen en foto's.